a Stan Haag heeft Bonte Trein- „toetje" op 't vuur staan RAASDONDERTJES Mien is boven lekker al BOFFIE-KOFFIE ALBERT HEIJN THEE ALLER HANDE I ....niets kun je aan hem overlaten, daar ligt hij dlwéér....„. WIJ hebben een dusdanige af keer van de schoonmaak dat wij, als het woord de eerste maal valt en er dan een felle schittering komt in de ogen van de vrouwen- thuis, geheel verstijven in de grote stoel. Want wij toeten dat het gebeurd is met de huiselijke vrede en dat weldra de fatale kla roenstoot zal klinken. Die klaroenstoot is altijd een kennis op straat Mien bijvoor beeld die ineens met een mes- dun lachje zegt: „Ik ben boven al lekker helemaal schoon!" Dan komen de vrouwen-thuis met een vreemde gloed in de ogen bin nen, openen en sluiten afwezig de kasten en zeggen ineens, als het ware met klauwende handen Mien is boven al helemaal schoon!" Lezer, dan stokt ons de adem in de keel; het hart houdt een ogenblik op te kloppen; het bloed stolt ons in de aderen, en wij zitten daar als verdoofd ter wijl heel ons leven in één flits aan ons voorbijtrekt. Want wij herkennen de klaroenstoot als die geblazen is: Mien is bo ven al helemaal schoon en beneden zal weldra volgen. En ineens zullen de vrouwen- thuis met doeken om het hoofd, de ragebol geveld, ten aanval gaan. Zonder te letten op onze sombere, neutrale aanwezigheid: de totale schoonmaakoorlog zal ook op ons lijf warden uitge streden Domme boodschappen SCHOONMAAKTIJD is voor k-J ons een tijd van zuchtend jernederzitten op kille, onregel matige plaatsen in het huis en Ditter toeluisteren naar het mjgsgezang der vrouwen-thuis ;n het wantrouwend gadeslaan 3er witters. „Jij saboteert!", roepen de vrouwen-thuis dikwijls, „jij zit maar met zó'n gezicht en je loet niets: helpen homaar!" en to was het ook onlangs weer ;oen wij even naar de kruidenier moesten en dat maar traag en Mïgaame deden: groene zeep, schuurpoeder, boenwas, koper poets en bleekwater; alle fan tasieloze en domme zaken. „Schei toch uit met die krank zinnige schoonmaak!", schreeuw den wij door het hele huis en toen trokken wij met grote, wilde gebaren de jas aan en wierpen, omdat de vrouwen kil- hartig met niet anders dan een flakkerend ongericht gezang rea geerden, de voordeur met een dusdanig-harde slag dicht dat een juist passerend heer bijna van zijn fiets stortte. De chef hielp ons. „Gelukkig een man", dachten wij, „en stellig óók ge kromd onder het schoonmaak- juk", en wij voelden ons alweer een beetje gesterkt. Tot hij zei: .,Xk zie dat meneer ook al lekker aan de schoonmaak is. En dan maar fijn de dames helpen, niet waar meneer, met witten en zo 'wij rilden) „Jaja", riep hij toen, „het is ook prettig als alles weer proper is: wij zijn hoven-achter ook al fijn schoon!" TJ7 IJ stonden daar, lezer, en lik ten ons nerveus de lippen, een vage schuwe glimlach op het gelaat: bov en-achter was deze werkzame, propere man reeds fijn schoon! Maar even later op straat bleek er toch iets in ons veranderd. Wij dachten: ,Ja, zon man heeft ge lijk!" en wij namen ons ineens voor de vrouwen-thuis dit keer eens ferm te helpen. Daartoe gingen wij rechtstreeks naar de schuur en haalden het trapje. „Wat ga je nou doen?", vroe gen de vrouwen-thuis bekom merd om de duidelijke doelbe wustheid die zich op onze trek ken spiegelde. „Ik ga jullie helpen!", zeiden wij eenvoudig. Gij zult het niet gemakkelijk kunnen geloven, lezer, maar het leek wel of de ondankbare wezens hier schrokken! Zij zwe gen geruime tijd, de handen werkeloos in de schoot. Na enige tijd zeiden ze: „Nou als je dan tóch wat doen wilt, dan kun je het best even ons „Geen sprake van!", zeiden wij kort, „ik ga doen wat ik me voorgenomen heb en wat jullie elk jaar weer vergeten: ik ga de spijker er eindelijk eens uitrukken. Deze spij ker lezer, is ons reeds jaren een doorn in het oog. Het ding zit op de overloop bij de trap vlak bij de zoldering op een zin loze, domme plaats en wij erge ren er ons dagelijks aan. Dus stapten wij de gang im met het trapje. Ach ....jij zit maar; helpen homaar!.... T EZER, gij voorvoelt in dit woordje „ach" reeds onheil. Terecht: want het trapje ivas kapot. Het trapje was in de schoonmaakwoede vernield. Overi gens een oersterk trapje van echt- Fins hout, was het dusdanig slecht behandeld, dat het iedereen die ge heel bovenop staat onherroepelijk neer doet storten. Het trapje valt dan n.l. in elkaar. Maar juist gingen wij die trap op naar de overloop of daar sprongen alle vrouwen-thuis pa niekerig uit de keuken en rie pen: „NIET OP HET TRAPJE! NIET OPKLIMMEN: het trapje is kapot". Dat wéét je toch!" Wij brachten het trapje dus terug, intussen de geest geheel gericht op de taak die voor ons lag, en namen de driebenige keulkenkruk. klommen daarop en sloegen de kaken van de nijptang om de spijker. En rukten en trokken. Het ding zat bijzonder vast. „Wacht", dachten wij, „dan haal ik even de klauwhamer be nedenAch. Inplaats van het trapje 1Z~IJK, men gaat dus met een AV. trapje op het werk af en het idee dat men op een trapje staat zet zich daardoor vast in het hoofd. Men is gecon centreerd en in die concentratie ontgaat het even de aandacht dat men uw trapje heeft afgeno men en daarvoor in de plaats een krukje heeft ge geven. Men verzuimt daardoor te bedenken dat men op een k r u k j e staat boven aan de trap naar beneden. Men wil dus de klauwhamer gaan halen en zet daartoe de voet achteruit om die op de bovenste trede van tiet trapje te plaatsen. On derwijl kijkt men naar boven naar de spijker. Men brengt het lichaamsge wicht over op de achterste, de tastende voet en stapt dan Ach. Ja: ach! Want een driepotige keuke ink ruk heeft geen treden. Dus vielen wij, met een geweldig ge- rollebol op de trapleuning, sloe gen erover heen en rolden toen door tot de bocht waar wij, als ontzield bleven liggen. Wij had den wel dood kunnen zijn. Wij kwamen pas weer bij toen de vrouwen-thuis ontsteld uit riepen: „Daar ligt hij alwéér! Niets kun je aan hem overlaten! Niets! En nou net nu we het zo druk hebben!!" Toen zetten ze ons wat wrevelig overeind en riepen tactloos, zonder even te bedenken dat er een meelwit witter onder aan de trap belang stellend toekeek: „NIKS KUN JIJ! Die spijker niet! Bood schappen niet!" „Boodschappen niet?", vroe gen wij klagelijk en verongelijkt van de rand van het graf, met een zachte, gebroken stem. „Nee, boodschappen ook niet!", zeiden ze, „anders had je ook wel uit jezelf, voor de gezellig heid, een blik Zaanse Koeken meegebracht en NATUURLIJK de obligatiezegels. Niets kun nen we aan je overlaten. Niets!" Kijk, dat is hard, lezer. Als men niet helpt met de schoonmaak is het niet goed, maar als men helpt al evenmin. Ja, die spijker zit er nog. Die halen we er volgend jaar wel uit. Misschien is het trapje dan her steld. Ba! Df. Advertentie Een extra tractatie voor de feestdagen ALBERT HEIJN de krachtigste, de geurigste, en voordeliger dan welke andere kwaliteitskoffie ook BOFFIE-KOFFIE, le kwaliteit, pak 250 gram Groenmerk 209 Roodmerk 194 Bruimnerk I7g Speciaal aanbevolen: extra kwaliteit Oranjemerk 229 er is niet beter, pak 100 gram Ceylon mélange Blauwmerk 103 Zilvermerk Groenmerk 99 China terry mélange 114 Roodmerk 93 Goudmerk Geelraerk 88 fijne Engelse mélange 114 Voor Uw andere Paasinkopen zie onze prijslijst op pagina 5 T EKSTSCHRIJVER Stan H a a g is nu een getrouwd man. Op het Hilversumse stad huis heeft de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand hem tot echt genoot van de twintigjarige Hannie Sodekamp ver klaard Wat Stan en Hannie betreft hebben de propagandisten van „liefde die langzamerhand groeit.." gelijk gekregen. Toen Hannie vier jaar geleden naar Hilversum verhuisde, was Stan Haag een van de eerste kennis sen die zij maakte. In een zwembad werd het eerste con tact gelegd, maar van „liefde op het eerste gezicht" was geen sprake.Hannie vond de radio tekstschrijver zelfs niet de moei te waard om er een uitgebreid oordeel over te geven En ook Stan was verre van enthousiast. Weet je Tot zij op een feestavond sa men dansten en hij plotseling tegen haar zei: Weet jij, dat wij eigenlijk bij elkaar horen?" „Dat weet ik ook", luidde Han- nie's reactie. Vanaf de dag dat wij elkaar ,JZAL IK NU SCHRIJVEN", ik hou van jou, of jij houdt van mij'f vraagt Stan. „Waarom zeg je niet: Wij houden van elkaar?"» adviseert Hannie! hebben „ontdekt", is er niets tussen ons veranderd",, vertelt Stan Haag. „We hebben altijd stof, want Hannie heeft een heer lijk gevoel voor humor.." En ze heeft méér. Voor zijn vak-liefhebberij toont zij steeds oprechte belangstelling. Dikwijls bespreekt Stan een nieuw idee tje met haar en als hij er niet geheel „uit" kan komen, is het dikwijls Hannie, die nog over de oplossing nadenkt. Z.Z.Z.-type Men kent haar als een „type". Niet zelden lanceert zij haar bijna sarcastische geestigheden en Stan vermaakt zich kostelijk met haar plotselinge invallen. „Mijn vrouw (nog even aan wennen.zegt Stan, „is het uitgesproken Z.Z.Z.-type.." Uit de explicatie begrijpen wij dan, dat zij zomers opgaat in Zwem men, Zeilen en Zonnen. Het ziet er overigens naar uit, dat er deze zomer ènder werk voor haar aan de winkel is. Want Hannie is de edele kook kunst niet machtig. „Ik ben zelf nogal sterk in het bakken van een ei", zegt de echtgenoot, „maar ze moet het toch te zijner tijd een beetje leren. „Links om de hoek1* De omroepverenigingen, waar voor Stan Haag werkt, kunnen niet lang wachten op nieuwe tek sten en ideeën. Er is veel werk aan de tekstschrijvers-winkel en daar verandert het huwelijk niets aan. De Bonte Dinsdagavondtrein van de A.V.R.O. laat geen week na om te starten en bovendien bereidt Haag een gloednieuw programma voor. „Links om de hoek" gaat deze nieuwe „praat- plaat-musical" heten en in Mei kan luisterend Nederland dit „toetje" van de Bonte Trein be luisteren. Stan Haag wil weinig over zijn nieuwe geesteskind loslaten en volstaat met de be lofte, dat Herbert Joeks, Joop Doderer en imitator Jan Oradi er hun beste beentje in vóór zullen zetten. „Ik heb het druk", zegt Stan Haag, „té druk. Maar met „me vrouw Haag" als machiniste loopt de Bonte Trein, Links om de boek gesmeerd.,."

Allerhande | 1955 | | pagina 3