€m krstnacfjt tn be grote stab
Bartelson bezoekt en kreeg een auto van de Sint
AH-FLITSEN
Jaren geleden hoe
lang, dat doet er minder
toe liepen een man en
een vrouw door de verre
gende straten van een grote stad.
Hij droeg een tamelijk zware kox-
fer en zij een pakje onder de arm,
dat met touw was omwikkeld. Zij
zagen er beiden netjes uit, net zo n
boerenarbeidersgezinnetje dat de
feestdagen in de stad kwam door-
biengen bij familie of kennissen.
Het was erg druk in de straten,
want de kerstverlichting brandde
volop en zodoende gaf eigenlijk
niemand veel acht op deze man en
vrouw. Men keek eerder naar de
neonverlichting, de fraaie bontjas
sen en de verlichte bomen op de
pleinen.
De man sloeg de „Halve Maan-
steeg" in en zocht kennelijk naar
een huis. Nu heette deze straat
naar de herberg, die hier al eeu
wen stond. Herbergnu ja
het was vroeger zo'n echte uit
spanning geweest waar koetsiers
en postiljons, schippers en mars
kramers hun borreltje kwamen
drinken, maar in de loop der jaren
was het deftiger geworden, uitge
bouwd en verbouwd en daarom
heette het nu al jaren „Hotel de
Halve Maan". Het was een heel
eerbiedwaardige instelling gewor
den en de eigenaar van de zaak
was een geëerd man, die zelfs
kerkvoogd was en lid van verschil
lende liefdadige verenigingen. De
man met koffers zocht en vond
het hotel, liep de hal binnen en
regelrecht op de portiersloge aan,
waarin toevallig de baas zelf juist
een kopje koffie zat te drinken.
„Goeden avond!" groette de reizi
ger en zette zijn zware koffer neer.
„Heeft u nog een kamer vrij? Een
twee-persoons
De hotelhouder likte met zijn tong
over zijn onderlip, greep het gas
tenboek, keek de man eens aan
en daarna de vrouw, die juist bin
nen was gekomen. Nette lui, dacht
hij, maar juist toen hij zijn potlood
wilde nemen keek hij nog eens
naar de vrouw en hij schrok gewel
dig. Hij schrok geweldig. Hij
schrok zo, dat hij het boek weg
schoof en zei:
„Jammergeen enkeleal
les is bezet."
„Vervelend!" gromde de man tus
sen zijn tanden. „Mijn vrouw is
erg moe. Is er nog een adres in
de stad waar ik het proberen kan
Er moet hier toch een kamer te
vinden zijn".
„Adressen Die zijn er genoeg,
meneer. Hier verderop in de straat
en dan de hoek omu vindt
daar best iets. Ja, het is een feest
dag en u begrijpt het zeker wel,
dan is het erg moeilijk. Goeden
avond en veel succes".
q Man en vrouw liepen de
straat weer op en sloegen
\./j£L de hoek om.
„Gaat het nog?" vroeg
hij haar onder het lopen door.
Zij glimlachte bemoedigend en liep
naast hem voort. Zij dreigde een
moment te struikelen, maar haar
man greep haar net bijtijds nog
aan de arm, verloor daardoor zelf
zijn gewicht en botste niet onzacht
tegen een man op. Die wist niet
beter te doen dan te schelden:
„Sufferd, kijk toch uit. Je lijkt
wel dronken!"
Zij stonden een moment later voor
het aangewezen adres. Zij keken
de gevel langs, lazen de naam:
„De Kroon".
„Blijf maar buiten wachten, dat
is misschien beter", zei de man
tegen zijn vrouw. Hij stapte de
verlichte hal binnen, zette zijn kof
fer neer en vroeg: „Is er nog een
kamer vrij?"
De portier keek over zijn brille-
glazen heen en taxeerde meteen:
niks gedaansjofelboers
ouwe kofferHij legde de
post opzij en gromde:
„Even kijken, meneereen of
twee persoons?"
„Tweemijn vrouw en ik."
„Zo, even zienbezetbe
zetgereserveerdbezet.
Het spijt me zeer, er is momenteel
niets vrij".
„Daar zag ik nog ietszei de
man en legde zijn wijsvinger op
een lege plek in het boek.
„Neen, die kamer moet vrij blij-
Vrij nuar een verhaal van VP. Laatsman in
.Kerstfeest voor iedereen", Neerbosch' Uit
geverij te Neerbosch.
venvoornu jais ge-1 „Och, wij vinden nog wel iets
reserveerd." Laten wij maar gaanGoeden
„Jammer, nu, dan ga ik maar, avond, mevrouw,
dank u zeer. Goeden avond". Het was inmiddels al laat gewor-
De reiziger nam zijn zwa- den en de straten werden leger en
re koffer weer op en liep leger. Lichten doofden, neonrecla-
terug de straat in. mes floepten uit. De twee reizigers
„Wij moeten verder zoe- zochten nog steeds. Een politie-
ken, vrouw. De stad is over- agent had adressen gegeven en
vol met reizigers", zei hij. „Ver- hen later naar een dominee verwe-
velend is het, vooral voor jou. zen. Maar ook hij kon geen kamer
Wacht even, daar zie ik een ka- verstrekken. De vrouw was aan
mer te huur staan". het einde van haar krachten en
Hij liep de stoep op en belde aan.zat in een vensterraam, met het
Het wachten duurde heel lang, bundeltje op haar schoot. Haar
maar eindelijk werd de deur open- man stond naast haar en bette het
getrokken en zag hij een tamelijk zweet en de regendruppels van zijn
oude dame staan, met grijs haar en voorhoofd en wangen. De tram
een vermagerd gezichtje. schuurde fel en scherp in de bocht,
„Wat wenst u?" vroeg zij met het carillon op de toren speelde
beverige stem. Hij zag een kruisje, het „Stille Nacht, Heilige Nacht"
op haar ingevallen borst schitte-1 en een kwajongen floot nog ergens
ren en dat gaf hem moed. Hij zijn „Singing in the Rain" de
nam zijn hoed af en vroeg: (nacht in. Het regende maar door,
,Mag ik die kamer even zien het regende.
„Voor hoe lang wenst u te hu- „Twaalf uur", zuchtte de vrouw,
ren?" vroeg de vrouw. „Wat nu?"
„Enkel voor de feestdagen en ja... „Ja, wat nujij kunt niet op
misschien voor langerdat is straat blijven, jg vooral nietik
mogelijk. Dat hangt van mijn
vrouw af
„Ja, ziet u, eigenlijk is de bedoe
ling voor langer tijdfluister
de de vrouw. „Maar komt u bin
nen en laat uw vrouw ook binnen
komen. Ik heb een twee persoons
kamer vrij. Loopt u door, ja
die deur aan uw rechterhand
Draait u het licht maar op, de
knop zit rechts van de deurpost."
Het licht floepte aan en liet een
schamel gemeubileerde kamer
zien. De man keek zijn vrouw aan
en zei:
„Dat ziet er niet slecht uit, voor
ons beidjes." De oude dame keek
de man aan en daarna zijn vrouw.
Zij verbleekte. Zij beet op haar lip
ga het nog eens proberen. Daar
ginds brandt nog licht".
Hij liep de straat over, gevolgd
door zijn vrouw, die zich voort
sleepte in oververmoeidheid.
..Ik kan haast niet meer
op mijn voeten staan",
kreunde de vrouw en zeeg
neer in een raamkozijn.
Met een slag kwam haar moede
rug op de ruit neer, die barstte en
met groot geraas in vele scherven
op de grond kletterde. Verbijsterd
door al dat geraas bleef zij in het
raamkozijn zitten.
Ineens was de smalle straat vol le
ven. Gordijnen werden opengescho
ven, ramen geopend en uit vele ra
men staken buurtbewoners hun
en liet haar ouwe ogen nog eens hoofden naar buiten om te zien,
langs het figuur van de vrouw
glijden en zei:
Lieve deugd nog toe, ik vergat
dat mijn zuster de kamer al ver
huurdedat zij het bordje niet
wegnamWat spijt me dat erg
maar mijn zuster nam het hand
wat er aan de hand was.
„Wat is er gebeurd?" riep iemand
vanuit een ver raam.
„Ze hebben een ruit ingegooid bij
die oude heks beneden", riep ie
mand, die dichterbij woonde.
,Wie hebben dat gedaan", vroeg
geld al in ontvangst. Wat kan een de verre man.
mens toch vergeetachtig worden „Een man en een vrouw, maar
als men ouder wordt. U zult er waarom ze dat gedaan hebben, be-
geen last van hebben, mevrouwtje, grijp ik niet",
u is nog jong."
__4. De jonge vrouw leunde te-
gen de deurpost en sloot
,Nou, dat begrijp ik dan wel",
mengde zich een boze vrouwen-
0rstem in het nachtelijk straatge-
even de ogen. Zij was door sprek, „die oude heks verdient
en door vermoeid en had niet beter. Zeker wéér slachtoffers
honger en dorst en zij leed van d'r. die de huur niet konden
pijnen. Zij zweeg evenwel en pro- betalen en die ze uit 't huis heeft
beerde te glimlachen tegen haar laten zetten",
man en fluisterde: „Allemaal vrouwenpraat", wierp
i een rustige mannenstem in het
midden.
„Helemaal geen vrouwenpraat",
viel 'n ander haar bij. „Ik zou heel
wat staaltjes over dat mens kun
nen vertellen. Harteloos en ge
meen is ze. Ze wordt niet voor
niets door de hele buurt met de
nek aangekeken. Ze zal direct wel
naar buiten komen en dan kun je
zelf horen, hoe die zure, oude heks
van een juffrouw die mensen te
I woord staat."
„Ik begrijp niet, dat die mensen
blijven wachten. Ze konden beter
zorgen, dat ze weg kwamen".
Gelaten lieten de man en de vrouw
de buurtrel over zich heen gaan.
Waar zouden ze heen En hoe kon
de vrouw, door het lawaai van het
vallend glas haast verlamd van
schrik en doodmoe van het lopen
door de stad.
wij De deur naast het gebro-
ken raam werd met veel
öeraas van grendels ont-
sloten, een spitse neus en
glurende, angstige ogen werden
zichtbaar.
„Wat doet U daar in mijn raamko
zijn? Waarom hebt U mijn ruit
kapot gegooid", schoot, het kleine
gebogen vrouwtje haar vinnige
vragen af op de man en de vrouw,
die als verwezen naar haar ver
schijning bleven kijken. Heks, had- j
den de buren haar genoemd en een
betere omschrijving was niet te
geven van dit venijnige, hatelijke
wezen.
Bevend probeerde de vrouw uit het
raamkozijn op te staan, steun zoe
kend aan de arm van haar man. In
het licht van een lantaarn tekende
het silhouet van de moede vrouw
zich scherp af. Midden in een zin
vol boze, hatelijke woorden hield
de heks op.
„Schaam je je niet, man, om in
deze toestand met je vrouw
's nachts over straat te gaan",
snibde de heks.
„We zoeken een onderdak voor de
nacht", begon de man. „Mijn
vrouw is erg moe en als er ergens
een hotelkamer vrij was, dan wei
gerde men ons die, omdat mijn
vrouwU ziet het zeker zelf
wel. De politie wist niets en de do
minee ook niet en toen kon mijn
vrouw niet verder en rustte even
uit in Uw raamkozijn. Ongelukkig
genoeg kwam ze wat hard tegen
het raam en
„Waar wil je dan heen met je
vrouw? Je kunt nu toch nergens
meer terecht. Kom hier onmiddel
lijk binnen en waag het niet dat
arme mens nog langer langs de
straat te slepen".
Verbaasd hoorden de
buurtbewoners toe. Eén
voor één deden zij zwij-
gend hun ramen weer
dicht, te verwonderd om iets te
zeggen. Even verwonderd waren
de man en de vrouw, die gedwee
het huisje van de oude vrouw bin
nen waren gegaan. Bedrijvig be
gon deze onmiddellijk te redderen
I in haar povere woning. Ze schonk
koffie, zette brood op tafel en
legde frisse lakens op het grote
bed, dat in de kamer stond.
„Ga hier maar liggen", beval ze
met haar onaangename, scherpe
kraakstem. „Ik doe wel een dutje
in de keuken. Wel te rusten".
Met trage stap slofte de oude
vrouw naar haar keuken en viel
neer op een stoel. Waarom had zij
dit gedaan? Waarom stelde zij, de
hebzuchtige oude vrouw, haar huis
beschikbaar voor twee zwervende
mensen, die bovendien nog haar
ruit hadden stuk gegooid. Wat een
schadepost zou dat weer niet zijn.
Alles was begonnen door dat sil
houet van de vrouw bij de lan
taarn. Toen was ze geschrokken
en ineens, in een flits had ze ge
dacht aan die Kerstnacht van heel
lang geleden, waarover zij in haar
jeugd had gehoord, en aan Maria
en de stal.
rv^4. Zij bleef in de stoel zitten
en peinsde voort: „Als het
%//zi nu eens vannacht gebeur-
daar binnen, dan zou
ik gaan geloven dat God ook voor
mij nog wel een plaatsje in zijn
hart over had. Als er hier in dit
huis eens een Kerstkindje werd
geboren", en zo mijmerend viel ze
in een onrustige slaap.
Rumoer in het voorhuis wekte
haar. Ze hoorde in de kamer iets
steunen en liep de gang in. Daar
stond de man tegenover haar, met
verwarde haren om zijn slaperig
gezicht, met angst in zijn ogen en
zij hoorde hem zeggen: „Het is zo
vereen zoon
„Eén uurluister", zei de oude
vrouw bevend van ontroering en
legde haar hand op zijn schouder,
„de torenklok slaathet caril
lon speeltEre zij God in de
hoogste hemelen en vrede op aar
dein de mensen een welbeha
gen".
Zij stapte de kamer binnen en zag
het kind. Zij boog de knie en voor
het eerst sedert vele, vele jaren
bad zij tot God.
Als collega-huisbezoeker bracht
Sint Nikolaas dit jaar voor de
heer Bartelson een auto mee.
Helaas was deze wagen tengevol
ge van de bestedingsbeperking be
neden de maat, zodat onze zieken
trooster zijn bezoeken voorlopig
nog per bromfiets zal moeten af
leggen.
Hier volgt zijn laatste rapport van
dit jaar.
Op verzoek van onze gepensioneer
den wil ik Directie en Personeel
heel hartelijk dank zeggen voor de
kolen en aardappelen, die zij ook
dit jaar weer mochten ontvangen.
Op zaterdag 7 december waren wij
gezellig bij elkander om het IVz-
jarig jubileum te vieren van Mej.
Cobi Zwanenveld.
Als laatste jubilaris van dit jaar
mogen wij begroeten de heer G.
Hulst, de ons allen bekende man
uit de C.F. 19 december is voor
hem de grote dag, dan zien wij
onze driekleur op onze fabrieken
staan.
De heer D. Vethaak is deze maand
12 jaar getrouwd. Wij wensen
dit echtpaar nog vele goede jaren
i en gezondheid.
I Mej. Kaper (Lab.) is de bruid; wij
wensen U veel geluk, gezondheid
I en nog prettige dagen toe.
Met Mevr. Beunder is het de ene
dag wat beter dan de andere. Wij
i willen haar onze beste wensen
doen toekomen voor een spoedig
en algeheel herstel.
De heer D. Abbink heeft zijn werk
weer geheel hervat.
Mej. H. Wilschrei moet ook enige
tijd met de voet op een stoel, door
een kleine operatie is dit noodza
kelijk.
De heer J. Pekelharing is al enige
weken thuis, moet nog steeds rust
houden.
De heer M. Hartog (Kaas), die aan
de ogen geopereerd moest wor
den en geruime tijd in het zieken-
j huis vertoefde, is weer opgeno-
men, sterkte Martin.
Ook de heer W. Kleij is weer voor
j een oogoperatie opgenomen en in
middels al geholpen. We wensen
hem het allerbeste toe.
De heer IJpelaan (K.B.) is ook al
enige weken ziek; een spoedig her
stel toegewenst.
Mej. Heijnen van de V.A. is reeds
een paar maanden ziek, zij begint
weer wat op te knappen en de
meisjes van haar afd. brengen
haar trouw een bezoek.
Mej. W. Jagt moest
voor een paar da-
i gen opgenomen
worden, maar dit
leed is alweer ge
leden.
De heer Cappelle-
veen zal spoedig
het ziekenhuis mo
gen verlaten na
een verblijf van 25
I weken en zal dan
weer verenigd zijn
met vrouw en kin
deren.
Mevr. v. d. Schaaf
had voor enkele
weken een val ge
maakt, die haar
verplichtte om eni
ge weken in het
ziekenhuis te ver
toeven, maar het
wordt alweer wat
beter en we hopen,
dat ze weer spoe
dig in haar gezin moge terug
keren.
Mevr. Heyne-Jack van de B.B. is
al geruime tijd ziek en wij wensen
ook haar een spoedig herstel.
Het ziekental is gelukkig veel min-
1 der, we hopen dan ook 1957 met
een gunstig aantal af te sluiten.
Zo loopt ook dit jaar weer snel ten
einde. Voor ik besluit met mijn
laatste praatje voor dit jaar. wil
I ik de Diiectie heel hartelijk dank
zeggen voor de bijdrage aan ons
I Personeelfonds. Ook Personeels
zaken wil ik bedanken voor de
prettige samenwerking in het af
gelopen jaar.
Uit de schoorsteen kwamen op 30
november twee heuse zwarte Pie
ten. die de 240 aanwezige kinderen
van ons personeel een zeer ge
noeglijke middag bezorgden.
Laat ik dan verder besluiten met
al onze zieken thuis of in de zie
kenhuizen, goede Kerstdagen toe
te wensen en een gezond 1958.
Voor onze bedrijfsleiding en men
sen in de fabrieken wil ik hopen
dat 1958 ons alles zal brengen wat
wij gedacht hadden.
BARTELSON.